DE DEUR


Een deur is een belofte en ik ben altijd nieuwsgierig naar wat er achter ligt. Een deur is een toegang naar een plek of een ruimte waar je op dat moment niet bent. Een toegangspoort naar een ruimte die fantastisch kan zijn of een plek waar helemaal niets te beleven valt. Want dat kan natuurlijk ook. Het kan tegenvallen. Maar toch hou ik van deuren. Vanwege het onbekende.

In 2015 overnachtte ik voor mijn project Stugge Paden eens twee nachten in de Cluysberg, een Limburgse grot in de Bemelerberg. Gewoon op de grond. Op de muren zag ik honderden ingekraste tekens van mensen die wilden laten weten dat ze hier waren geweest. Sommigen waren erg oud en verweerd. En ook ik liet een merkteken achter in het zachte zandsteen. Een horizon met mijn initialen eronder. Toen ik in 2020 nog eens terug kwam bij die grot, die, doordat ik er geslapen had toch een beetje van mij voelde, zag ik dat de ingang was afgesloten met een laag hekwerk. Het was dan wel geen deur, maar de grot was naast een herinnering nu ook weer opnieuw een belofte geworden. Net als die wereldberoemde grot in de Ardèche in zuid-Frankrijk. Een grot met een dikke stalen deur die Sara, mijn vijftienjarige dochter, en ik tegen beter weten in gingen zoeken. 

Dit zijn wij. De hoofdrolspelers van 2022

En dit zijn de echte helden van 1994. Lees maar verder.

In 1994 hadden Jean Marie Chauvet, Eliette Brunel en Christian Hillaire, drie Franse vrienden, hun sporen in de speleologie, die tak van de aardwetenschappen die zich bezighoudt met de studie van grotten, al ruimschoots verdient. De ambtenaar, wijnproducente en ingenieur hadden inmiddels al diverse grotten in de Ardèche ontdekt en ook verschillende belangwekkende archeologische ontdekking gedaan. Toch kon niets ze voorbereiden op wat ze op zondag 18 december van dat jaar te zien zouden krijgen. Die zondag parkeerden ze de auto bij de herberg van de Pont d’Arc, de prachtige grillige en druk bezochte rotsboog over de rivier Ardèche en liepen via een bos naar een overhangende rotsrichel zo’n honderd meter hoger op de steile rotswand. 

Op een plek die ze dat voorjaar ook al hadden bezocht en eigenlijk al hadden afgeschreven voelde ze een luchtverplaatsing. Een spoortje tocht. De berg zuchtte. Nu aarzelden ze niet en begonnen om beurten met het verwijderen van rotsblokken. Plat op hun buik en door de anderen aan de broek getrokken wisten ze na een paar uur een kleine doorgang te creëren waardoor Eliette, de kleinste, zich een weg wist te banen. Ze kwam in een open ruimte waar ze kon staan. Het rook er naar natte klei. Het was een richel waar zich onder aan haar voeten, een grote open en pikzwarte ruimte bevond. Haar hoofdlamp was niet sterk genoeg om de ruimte te doorboren. ‘Jongens dit is iets groots!’ riep ze naar Jean Marie en Christian. Uiteindelijk lukte het de mannen ook door de nauwe doorgang te tijgeren en stonden ze alledrie op de richel. Ze riepen ‘Ho ho’ om via de echo de grootte van de ruimte te bepalen, maar dat lukte niet erg. Wel zagen ze in het zwakke licht van hun hoofdlampen vele glinsterende vormen. Calcietkristallen die het licht weerkaatsten. Ze konden zonder materiaal niet naar beneden en hadden ook geen reserve batterijen voor hun lampen. Ze moesten terug naar hun auto op de parkeerplaats bij de herberg. 

Er staat maar één auto op de parkeerplaats bij de herberg tegenover de pont d’Arc. Gisteren zagen Sara en ik duizenden mensen hier, toeristen, net als wij. Nu om 7:00 uur is het stil. Een zwarte wouw cirkelt boven de rotsen met groepen duiven en zwaluwen die op oeverzwaluwen lijken (en het misschien ook wel zijn.) Het was precies op deze parkeerplaats in 1994 dat Jean Marie Chauvet, Eliette en Christian overlegden wat ze verder zouden doen. 

Het was inmiddels donker en koud op de parkeerplaats en de drie Fransen hadden alle drie de maandag erop verplichtingen. Ze zouden op z’n vroegst pas het volgende weekend opnieuw op pad kunnen gaan. Daarnaast was er een mogelijkheid, hoewel klein, dat juist in deze kerstvakantie andere grotonderzoekers in dit gebied actief zouden zijn en de grot zouden ontdekken. Ze besloten terug te gaan met een touwladder en batterijen. Dus lagen ze al snel weer op hun buik om door de nauwe doorgang te kruipen en de richel te bereiken. Daar zochten ze naar een geschikte plek om hun touwladder te bevestigen en daalden ze af in de pikdonkere grot. 

De Ardèche. Ik kende het eigenlijk alleen van Bushcraft- en overlevingsexpert Ray Mears die al kanoënd over de rivier vertelde over de natuur en de prehistorische mensen die hier leefden en er de perfecte plek hadden gevonden om er te wonen. Met water, wild en onderdak. En ik kende de Ardèche van een film over een grot: Cave of Forgotten Dreams. Een film van Warner Herzog waarvoor ik van Groningen naar Amsterdam was gereisd om hem te kunnen zien. Het ging over een grot die de Sixtijnse Kapel van de prehistorische kunst wordt genoemd. Een tienduizenden jaren lang vergeten grot, inmiddels afgesloten met een stalen deur. 


We kamperen op een camping aan de Ardèche rivier, waar het water volgens ingewijden deze zomer erg laag staat. Het is dan ook een van de heetste zomers die ooit gemeten is. Bosbranden teisteren Spanje, Portugal, Zuid-Frankrijk en Griekenland. De temperatuur komt bij ons overdag niet onder de 35 graden, met uitschieters naar 43 graden. Ook bij ons in de buurt zijn bosbranden. We roken vuur en er daalden asdeeltjes neer op de auto. Sara wijst naar de steile goud en grijskleurig rotswand tegenover de Pont d’Arc. ‘Gaan we echt daarheen?’ Ik knik. We gaan op zoek naar een deur die door geen enkel bordje, aanduiding of wegwijzer wordt aangegeven. Het is namelijk de bedoeling dat deze deur niet gezocht of gevonden zal worden. Ik zeg: ‘Er zijn op de hele wereld maar drie mensen met de sleutel van die deur.’ en ‘Je kunt nu nog terug hoor,’ maar ze is al op weg. 

Toen ze alledrie beneden stonden schatten ze dat de zaal tien meter hoog was en dertig meter breed. Over de diepte konden ze nog niet veel zeggen. De hoofdlampen konden slechts kleine gedeelten beschijnen. Ze zagen grote kolommen bekleed met glinsterende draperieën van calciet. Stalagmieten, stalactieten. Op de grond ribbels van calciet, een teken dat deze grot al heel lang lang niet betreden was. Nergens in dit gebied van de Ardèche hadden ze een grot gezien van deze omvang. Meestal waren de grotten die ze ontdekten klein en beschadigd. Ze wisten dat dit heel speciaal was en daarom deden ze hun schoenen uit om de vloer, die misschien wel de sporen van verre voorouders bevatte, niet te beschadigen. Op sokken en vlak achter elkaar begonnen ze aan hun onderzoek over het geribbelde calciet terwijl hun hoofdlampen het duister doorboorde. 

In een volgende zaal zagen ze vele botten en schedels liggen. Sommigen overdekt met een laagje calciet. Holenberen! Ook zagen ze veel kuilen die er op wezen dat de beren hier hun winterslaap hielden. En waar holenberen konden komen, konden mensen dat misschien ook? Dan een uitroep van Eliette. Haar hoofdlamp gericht op een plek op de rotswand: ‘Ze kwamen!’ Christian en Jean Marie kwamen vlug dichterbij en zagen wat Eliette bescheen met haar lamp. Twee donkerrode verticale strepen van een paar centimeter. Mensen! 

Ze draaiden zich om en zagen een kleine rode mammoet getekend op een uitstulping. ‘Ze kwamen.’ Misschien was er nog wel meer. Nog voorzichtiger gingen ze nu verder. Met de lichtbanen van de hoofdlampen tastten ze de muren af. Plotseling scheerde het schijnsel over een rode figuur. De baan van licht keerde vlug om. Een beer van een meter hoog getekend in één lijn van rode oker. Ze konden het niet geloven. Een grot met prachtige prehistorische tekeningen, maar het werd tijd om terug te gaan. De reserve batterijen raakten op. Op de terugweg zagen ze overal rode tekeningen. Dieren en figuren soms onder een dikke laag calciet. Nog een paar honderd jaar en ze zouden zijn verdwenen. En dan opeens. Een neushoorn. Nog nooit gevonden in de Ardèche. Boven de neushoorn een mammoet, daarnaast een leeuw met rode stippen bij zijn snuit alsof hij bloed spuugt. En… handafdrukken van mensen. Dit was enorm. Dit was belangrijk. Ze voelden het gewicht van deze ontdekking zwaar op hun schouders rusten. 

Op een weblog van John Malathronas uit 2015 las ik hoe je er moest komen. Het is een verborgen route, volgens mij niet verboden, maar wel verstopt omdat de Franse regering geen aanloop van toeristen wil. Maar wij zijn geen aanloop. Wij zijn met z’n tweeën. We volgen het pad langs de herberg en houden een wijngaard rechts van ons en het bos met eiken en vijgen links. Ergens in dit bos bevindt zich aan verborgen opening waar het pad omhoog begint. We denken het te vinden maar het lijkt een wildwissel te zijn. Even later vinden we de opening in het struikgewas en zien we een kronkelig schapenpaadje dat door het kreupelhout en verspreid liggende rotsen naar boven leidt. 

Sara heeft nog een trui aan maar die gaat al gauw uit. Na ongeveer tien minuten komt het begin van de rotsrichel die schuin omhooglopend pad met een rotsachtige overhang, waarover de prehistorische mensen, holenberen, hyena’s en wolven ook al liepen om de grot te bereiken. Het pad en de richel zijn breder dan van beneden lijkt. Een goed wandelpad, maar overal liggen losse stenen. Dan een stukje bos, waarin een lawine van losse stenen naar beneden is gevallen. We klauteren er overheen. Dan opnieuw een rotsrichel, minder lang en dan opnieuw bos. We zien de houten vlonderplanken die naar de deur zullen leiden. We zitten goed.

Eenmaal buiten in de frisse decemberlucht begonnen ze de ingang uitgebreid te camoufleren met rotsblokken blaadjes en zelfs geitenkeutels. Stil en ontdaan van hun ontdekking vervolgden ze hun weg naar de auto en gingen ze naar het huis van Eliette. Daar vertelde ze over de grot aan haar dochter, Carole die ze overhaalden diezelfde nacht nog weer terug te gaan. Dus opnieuw stonden de ontdekkers in de grot en schuifelen behoedzaam op kousenvoeten achter elkaar en ontdekten nieuwe tekeningen en inscripties. Een uil, een hyana, een panter met stippen. En dan geschreeuw: ‘Paarden, kom snel! Paarden!’ Met z’n vieren stonden ze sprakeloos voor wat later ‘Het paneel met de vier paarden,’ zou gaan heten. Toen wisten ze nog niet dat dit de oudste tekeningen van de mensheid waren. Ze zagen oerossen, bizons, neushoorns en herten gemaakt door een echte kunstenaar. Geen primitieve krabbels, maar echte tekeningen met schaduwpartijen die leken te dansen in het licht. In het midden van de donkere ruimte lag een plat rotsblok met een schedel van een holenbeer erop. Op de grond eromheen nog veel meer schedels en botten. Eromheen natuurlijke banken van klei. Het was ver na middernacht dat de vier mensen de grot uit klauterden. Totaal verbijsterd door wat ze hadden gevonden. Het was te mooi, te sterk, te emotioneel. 

We hebben het goede pad gevolgd en hebben het gehaald. En niemand te bekennen. Nog een paar meter en we komen voor een modern kantoor met een groot raam in een natuurlijke rotsopening. Ik zie een Walkie Talkie, een magnetron en een helm. Voor het kantoor staan een aantal houten bankjes ervoor om klimmers wetenschappers en speleologen rust te gunnen. Wij maken er dankbaar gebruik van en drinken ons water voordat we het houten vlonder betreden. Op dat moment weten we niet dat we in Vallon Pont d'Arc al uitgebreid in de gaten worden gehouden.

Na twee slokken water gaan we de loopplank op. Boven ons hangen groene netten aan de rotswand bevestigd om vallende rotsblokken op te vangen. Dan na 30 meter een stalen deur. De Deur. Drie houten treden omhoog en een lamp met bewegingssensor springt aan. We durven hem eerst niet aan te raken omdat we bang zijn alarmen af te laten gaan. (Wat al lang gebeurd is). Ik probeer heel hard te beseffen dat ik hier nu sta. Achter de deur die de Chauvet grot luchtdicht afsluit. Bij de ingang van de grot met de oudste kunst ter wereld. Het is alsof de ziel van de moderne mens hier is ontwaakt. Plotseling. Uit het niets. En ik sta hier nu en besluit een foto te nemen van mijn hand en de hand van Sara  op de rotswand. Als tegenhanger van de handafdrukken in de grot erachter. Sara neemt een rode steen mee om rode oker van te maken. De zon verlicht de rotsen achter en rondom ons. Ze vraagt honderduit. Ze vraagt of ik thuis in Nederland  in de auto zou stappen als ik wel de grot in zou mogen. ‘Direct’ antwoord ik. Ze maakt foto’s terwijl ik schrijf.

Diezelfde week vertelden de drie ontdekkers hun vondst aan nog drie vrienden en speleologen met wie ze op de volgende zaterdag, 24 december, de dag voor kerst, terug gingen. Eliette had rollen zwart landbouwplastic meegenomen dat normaal gesproken gebruikt werd voor het mulchen van wijngaarden. Ze wilden het gebruiken om de grotvloer te beschermen. Nu deden ze hun belangrijkste ontdekking. Helemaal aan  het einde van de grot. Daar zagen ze voor het eerst het ‘Paneel van de leeuwen.’ Een groep leeuwen op jacht. Een magnifiek en dynamisch kunstwerk dat vanuit het niets het begin van de kunstgeschiedenis vormt. Een spektakelstuk dat zijn weerga niet kent. Het drietal, zo werd later op een persconferentie in Parijs bekendgemaakt, had de oudste grotschilderingen ter wereld ontdekt. ‘Geen enkele bekende paleolithische grot ter wereld is in zulke goede conditie en heeft zo veel onderzoekspotentieel,’ werd er door experts geschreven en er werd besloten de grot hermetisch af te sluiten. Dus werden er in januari 1995 twee luchtdichte stalen deuren geplaatst door de vader van Eliette en werden er video surveillance camera’s geplaatst. Het is niet verboden tot de deur te komen, maar het wordt ook niet aangemoedigd en je wordt voortdurend in de gaten gehouden. Daarmee is het de best beveiligde grot ter wereld. 

Dan horen we stemmen beneden in het bos. Fransen. Drie mannen komen hetzelfde kleine schapenpaadje met grote rugzakken op hun rug op. Een van de mannen pakt een sleutelbos en opent de deur van het kantoor. Onze monden vallen open. De man blijkt Paulo Rodrigues te zijn. De mannen gaan de netten controleren die vallende rotsblokken moeten opvangen. En ze gaan proefstukken ophangen om te kijken hoe die verkleuren. De netten moeten zo onopvallend mogelijk zijn. Opgaan in de omgeving. Zodat toeristen vanaf beneden het niet kunnen zien. Paulo blijkt één van de drie grotbewakers te zijn. Één van de drie mensen met de sleutel van de Chauvetgrot. Hij blijkt ook degene te zijn die ons vanmorgen vroeg al heeft gezien en een inschatting van ons dreigingsniveau heeft gemaakt. Nihil. Dat zag hij direct. Zo eens in de twee weken komen er mensen hier op zoek naar de deur. Om op deze plek te zijn. Net als wij. Paulo heeft hij de code en de biometrische kenmerken om de stalen deur van de Chauvetgrot te openen. Ik vraag of ik een foto van die sleutel mag maken, maar hij zegt dat dat niet mag. Sleutels kunnen nagemaakt worden. Als één van de andere mannen, half bungelend aan de rotswand hem roept laat hij zijn sleutelbos liggen op tafel, naast zijn thermosfles. Ik kan me niet beheersen en maak toch een foto. 

Later vragen we nog tegen beter weten in of we ook een foto mogen maken van de deur op een kier, maar Paulo lacht dat weg en geeft niet eens antwoord. Hij is met recht een grotbewaker. We vragen hem nog honderd vragen en leren van hem dat door klimaatverandering de CO2 niveaus omhoog gaan waardoor de twee onderzoeksperioden in het voor- en najaar terug zijn gebracht tot alleen het voorjaar. Hij vertelt dat de drie ontdekkers van de grot ieder jaar 10 mensen mogen uitnodigen om de grot te bezoeken. En hij verteld dat hij de lichten van Werner Herzog heeft mogen vasthouden voor zijn filmmCave of Forgotten Dreams. Paulo blijkt een superaardige vent te zijn, maar de deur blijft dicht. Blijft een belofte. 

Om 11.07 uur zijn we weer op de camping. Dichterbij dan dit komen we niet bij de mensen die 36.000 jaar geleden vanuit het niets begonnen te schilderen in het donker. In de klamme tent ‘s nachts kijken we de film Cave of Forgotten Dreams van Werner Herzog op een tablet. We zien waar we zo dichtbij hebben gestaan. De paarden, de neushoorns, de leeuwen. Op onze buik op het krakende tweepersoons luchtbed zien we de naam van Paulo voorbijglijden in de aftiteling: ‘Paulo Rodriges. Cave Guardian’. De man met de sleutel van de deur. 

Using Format