“Wat een mooie combinatie van biologie met kunst. Heel inspirerend..” (Elaine van Ommen Kloeke, PhD, Programme manager ARISE)
De wereld gaat naar de knoppen. Dat is simpel. Er zijn mensen die daar de oorzaak van zijn en er zijn mensen die daar wat aan willen doen. Een aantal van die laatsten zitten in ARISE. Een samenwerkingsverband tussen de universiteit van Amsterdam, Naturalis Biodiversity Centre, de universiteit Twente en Westerdijk Fungal Biodiversity Institute. Gezamenlijk willen ze de volledige meercellige biodiversiteit van Nederland in kaart brengen.
Een onderdeel daarvan is DNA-Barcoding. Van alle 42.000 meercellige organismen van Nederland die zich in verschillende musea in Nederland bevinden wordt er met speciale PCR- en sequencing technieken een streepjescode gemaakt op basis van een kort en specifiek stukje DNA. De opeenvolging van de nucliotiden T, C, A en G, bepalen de kleur en de breedte van de code. Simpel toch? Het zijn die streepjescodes die me interesseren niet in de laatste plaats omdat ze visueel aantrekkelijk zijn maar ook omdat ze iets representeren. Een dier, een plant, een schimmel. Het proces is vergelijkbaar met de manier waarop in de supermarkt producten kunnen worden geïdentificeerd en gescand. Het leven op aarde en in Nederland kan op deze manier worden geïnventariseerd. En dat is belangrijk. Met het verlies van biodiversiteit is het in de eerste plaats belangrijk dat je weet wat er is. Wat je hebt. De Barcodes of Life helpen daarbij.
En dus zit ik op een koude morgen achter mijn laptop in een Teams vergadering met DNA-onderzoekers en de projectleider van ARISE in een online vergadering om me bij te praten over dit project en deze technieken. Superleuk!! Ze hebben me alles uitgelegd op een manier waarop ik er nu zelf ook mee aan de slag kan. Zij enthousiast en ik enthousiast. En dat ben ik nog steeds nadat ik urenlang achter de computer zit om alle streepjescodes te maken. Tweehonderdzestien Nederlandse broedvogels. Ik maak mijn eigen archief van streepjescodes.
Iedere streepjescode een organisme. Dat is het basisprincipe waar ik mee aan de slag ben gegaan. Te beginnen met de verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde en kwetsbare broedvogels van Nederland. Kijk en huiver.
Begin dit jaar ben ik toegetreden tot de kunstenaarsvereniging van Tynaarlo. De VTNL. Een super inspirerende club kunstenaars die ook nog eens heel gezellig zijn. In het weekend van 24 en 25 september houden we een open huis in Vries. ‘Kunst uit de kop’ heet de manifestatie (Facebook link) Het hele weekend hebben kunstenaars een atelier ingericht in het dorpshuis in Vries. Daarnaast zijn er twee exposities in de kerk en in het gemeentehuis. Daar zal ik mijn eerste hoofdstuk van Stugge Paden laten lezen en laat ik mijn nieuwste werk zien in het kader van ‘Barcodes of Life’. Dus komt allen naar Vries!
Een deur is een belofte en ik ben altijd nieuwsgierig naar wat er achter ligt. Een deur is een toegang naar een plek of een ruimte waar je op dat moment niet bent. Een toegangspoort naar een ruimte die fantastisch kan zijn of een plek waar helemaal niets te beleven valt. Want dat kan natuurlijk ook. Het kan tegenvallen. Maar toch hou ik van deuren. Vanwege het onbekende. Met mijn dochter ging ik op zoek naar een heel bijzondere deur. Daarachter lagen de oudste tekeningen van de mensheid. Het begin van alle kunst. Lees hier het hele verhaal…
In juni kreeg ik een mailtje van schrijver Gerrit Jan Zwier. Gerrit jan Zwier is één van de meest productieve en beste Nederlandse schrijvers van reisboeken. Hij studeerde antropologie en geografie aan de Universiteit van Groningen en zijn debuut, De noordkromp en andere verhalen, verscheen in 1978 en sindsdien heeft al zo’n 40 boeken geschreven en gepubliceerd. De meeste Gerrit Jan Zwier reisboeken hebben de meest noordelijke landen en gebieden als onderwerp. Maar ook over Ierland, Duitsland, de Waddeneilanden, Drenthe, Patagonië, het Zuidpoolgebied en Paaseiland heeft hij reisboeken geschreven. Ook heeft hij een aantal wandelboeken, romans en verhalenbundels geschreven. Ik was dus wel verbaast dat ik een uitgebreide mail van hem kreeg. Dit stond er in:
Beste Maarten Westmaas In dit boek bewijs ik alle eer aan uw jeugdige zwerftocht langs de hunebedden. Vriendelijke groet, Gerrit Jan Zwier.
In een linkje stond zijn nieuwste boek ‘’Boom in een winters bos’. Daar wijdt hij inderdaad een heel stuk aan mijn hunebeddentocht. Hieronder in de foto’s kun je lezen wat hij over mij schrijft.
Klik hier om het boek bij de uitgeverij te bestellen.
In de nieuwe Natuurfoto Magazine met als thema: ‘Authenticiteit’ staat een groot artikel over mijn werk. Superleuk dat ze met dit thema bij mij uitkwamen. Ik heb mijn best gedaan mijn reis van natuurfotograaf tot kunstenaar te vertellen. Het ziet er in ieder geval prachtig uit!! En trouwens niet alleen mijn artikel!
Tijdens een struintochtje met de camera op een plek waar ik vroeger wel naar barnsteen zocht op een steenworp afstand van Annen, vond ik een steen die er bijzonder uitzag. Ik maakte er direct een foto van en plaatste die op Facebook in de groep Steentijdvondsten. Een groep waar ik af en toe wat rondneus. Een half uurtje later hing de Groninger archeoloog Marcel Niekus aan de lijn met de vraag of hij de steen mocht onderzoeken. We spraken de volgende dag af en Marcel vertelde dat het een vuistbijl van een neanderthaler was. Misschien wel 200.000 jaar oud! Een bijzondere steen waarvan er maar één eerder in noord- Nederland is gevonden. Hij wilde hij hem graag microscopisch onderzoeken, archeologisch laten tekenen en er een wetenschappelijk artikel aan wijden. Geen probleem natuurlijk. Binnenkort krijg ik de steen terug. Van Marcel mocht ik hem niet in epoxy-giethars gieten dus wil ik hem in brons gaan gieten. Daarna zal hij waarschijnlijk vertrekken naar het Drents Museum.
Ik sprak de provinciale archeoloog, de mensen van Staatsbosbeheer en andere natuurbeschermers, een beroemd dichter, boerenfamilies, beleidsmakers, een schilder, een vis-onderzoeker en zelfs een sjamaan. Allemaal hadden ze zo hun eigen mening over het Nationaal Park Drentsche Aa. Ik vroeg mij toen af wat mijn eigen mening er nog toe zou doen. En toen zag ik er van af. Het hebben van een mening. Ik besloot te registreren. Het landschap het verhaal zelf te laten vertellen.
Nationaal Park Drentsche Aa is een gaaf, natuurlijk laagland beekdallandschap waarin natuur- en cultuurhistorie hand in hand gaan. In de kop van Drenthe baant de beek, die pas op de grens met de provincie Groningen een klein stukje ‘Drentsche Aa’ heet, zich een weg naar het noorden om via de stad Groningen en het Reitdiep zijn water in de Waddenzee te lozen. De beek dankt zijn namen aan de dorpen waar het langs stroomt. Bij Amen, Amerdiep, bij Loon Loonerdiep, bij Schipborg Schipborgsche Diep en ga zo maar door. Meer dan twintig namen voor evenzoveel verschillende stukjes water.
Voor een fotograaf biedt dit landschap zo veel onderwerpen dat het moeilijk is om keuzes te maken. Er komen heel gewone maar ook vele zeer zeldzame soorten voor. Verspreidbladig gouveil, zwartblauwe rapunzel, welriekende nachtorchis, klimopwaterranonkel, elzenzegge zijn plantensoorten die je hier kunt aantreffen. De wielewaal, ruigpootuil, grauwe klauwier en ortolaan zijn hier de zeldzaamste vogels. Reeën, vossen, bevers, otters en dassen zitten er, maar ze zien en fotograferen is weer een ander verhaal. Daarnaast zijn er nog vele andere ontdekkingen die je kunt doen. Wat te zeggen van de wilde appel of de koraalmeidoorn, rivierprik of serpeling?
Het landschap laat voortdurend glimpen zien van een rijk verleden. Her en der liggen de eenzame hunebedden in een bosrand of in het open veld. Soms beland je tijdens een struintocht op een grafheuvelveld en de oude houtwallen laten zien hoe vroeger het vee gekeerd en geweerd werd. Het landgebruik kom je ook tegen in de oude veldnamen. Steenakkers bij een hunebed, schapedrift waar vroeger de schapen naar de hei werden gebracht, Lienstukken waar vlas werd verbouwd. Als je je verdiept in de geschiedenis van het landschap komen rijke schatten naar boven.
En toch zijn het niet alleen die bijzonderheden die mij aan dit gebied vast doen kleven. Het zijn de mensen die in dit gebied wonen, werken en leven. De soms oeroude tradities en de volksverhalen tegenover de moderne techniek en mogelijkheden. De mensen die ieder het landschap weer op een andere manier beleven en er vorm aan geven. Zij geven het landschap diepte. De sjamaan ervaart energiebanen en geogliefen in het landschap, de archeoloog interesseert zich in de offerrituelen van prehistorische volken in de natte gebieden als het beekdal, de boeren zien met weemoed en verdriet naar hun oude land dat nu niets meer opbrengt en ‘natuur’ is geworden. Dit zijn de verhalen van een levend landschap. In de breedste zin van het woord.
Voor mij als fotograaf is de Drentsche Aa een grote inspiratiebron waar ik op ontdekkingstocht kan gaan. Het landschap biedt mij de mogelijkheden en de bouwstenen om te experimenteren in mijn fotografie. Dingen te ontdekken. Het is juist dat experimenteren waar ik erg van hou: Met een Campingaz gaslamp de belichting van het hunebed van Loon regelen, met een plastic zak om mijn camera onder water gaan, in de vrieskou bij volle maan een heideven fotograferen. Het zijn dat soort dingen die je kunt doen als je een gebied goed kent. Voor mij schuilt daar een waardevolle tip in; Zorg dat je je achtertuin goed kent! Studie doen, leren en experimenteren. Alleen dan gaat het landschap om je heen echt leven.
De eerste resultaten van mijn experiment met de analoge Canon30 en een plastic zak over de lens zijn binnen! Niet onaardig (al zeg ik het zelf). Het onderwerp is de eeuwenoude route over de Hondsrug die misschien wel teruggaat tot in de prehistorie. Gewoon nog zichtbaar in het landschap. Supertof!
Uitgever van kunstboeken Pascal van Spijk staat dit weekend op de Frankfurter Buchmesse die van 20 - 24 Oktober gehouden wordt. Ook daar is mijn kunstboek Heidense Hoogten te koop. Stiekem best een beetje trots dat mijn werk op al die grote kunstbeurzen te koop is. Supertof!
Al weer heel wat jaren geleden maakte ik deze foto van het Gasunie-gebouw in Groningen. Het was een uur of elf ‘s avonds. Met het geluid van overvliegende ganzen, zette ik mijn camera in staande positie en gebruikte ik een lange sluitertijd. De voorbij rijdende auto zorgde voor mooi wat kleureffecten in de voorgrond. Ook mooi, vind ik, is de beweging van de blaadjes die het gebouw omlijsten. Gemaakt met mijn ‘oude’ Canon 350D. 25 seconden op f18, geen flits 200 ISO.
Omdat het deze week weer Zuidlaardermarkt is en we de kachel al hebben aangestoken een blogbericht uit de oude doos. En wel uit 2010. Lang voordat we allemaal in de ban van Corona waren. Toen de wereld nog gewoon en ordelijk was.
In 2010 schreef ik: Toen ik deze morgen Zuidlaren binnenwandelde om 05.30 uur moest ik denken aan de Groninger arts Jacob van Geuns. Deze schrijft in een brief aan zijn vader in 1797 over zijn bezoek aan de Zuidlaardermarkt: ‘Verbazend en onbegrijplijk groot is de toevloed van menschen daar heenen.’ En dat is anno 2010 nog steeds zo. Zelfs zo vroeg al, zag ik moeders met kinderen aan elke hand tussen de dronkelappen die de cafés uitstrompelden, om over de kermis naar de paardenmarkt te lopen. De toevloed van mensen was gigantisch en zou alleen maar groter worden. Ik zag Duitsers met hoedjes, boeren met stokken en roze ponymeisjes met hun vaders. En dat terwijl de zon pas over twee uur op zou gaan.
Van Geuns schreef: ‘Dewijl in dien dag alle de huizen in Zuidlaren herbergen zijn en ook bijna alle vol, namen wij ons quartier bij een bakker, alwaar wij van onze medegenomene provisie wat aten, met Drentsche stoete (Zuidlaarderbol?) en een glas wijn. Men kan enigsints over de Consumptie in die dagen in dat dorp oordeelen, daar de bakker daar wij waaren reeds 300 stoeten verkogt had en er zijn nogal verscheiden andere bakkers in Zuidlaren.’
Ik had mezelf opgelegd een zwartwit reportage te maken over de Zuidlaardermarkt en niet meer mee te nemen dan mijn 17-40 mm lens en statief. Daar zou ik het mee moeten doen. Het werkt, als je jezelf beperkingen oplegt in de fotografie.
Vanaf de dertiende eeuw, op de derde dinsdag van oktober wordt de Zuidlaardermarkt gehouden. Dit jaar voor de 810e keer. Die derde dinsdag was vroeger altijd een traditionele tijdsmarkering: in de herinnering van de dorpelingen kon iets er zoveel dagen of weken voor of na gebeurd zijn. Ook moesten er voor Zuidlaardermarkt de aardappelen binnen zijn en mocht je daarna pas de kachel stoken. “Bie ons is Zuudloard’r maark as de zeeg’n op ‘t waark” zei men dan ook wel.
In de tijd dat paardentractie nog de enige tractie was, op die van mensen na, was de Zuidlaardermarkt de grootste paardenmarkt van Europa. Was de derde dinsdag van oktober weer daar, dan zwermden uit alle windrichtingen de paardenkopers en -verkopers richting Zuidlaren, met in hun kielzog ‘wichter’ en ‘jongs’ op zoek naar verkering. De vrijlustigen onder het publiek gaven uiteraard niet zoveel om de handjeklap taferelen, al werd een geslaagde koop dan ook afgesloten met “geluk”. Nee, zij zochten elders hun vertier, in de herbergen, in de eendagsgelagen die in gewone huizen gehouden werden en - niet te vergeten - in de danstenten.
Van Geuns verteld over de markt: ‘Op de groote plaats of brink werd men gestadig bijna verdrongen door de boeren. Wij bezogten de eigenlijke marktplaatsen, alwaar sterk gehandelt werd in jonge veulens, magere koeien en ook melkkoeien. Hier kon men rijkelijk zien en horen het in de handen slaan en kloppen bij het handelen en dingen gebruikelijk’. Hier was ik voor gekomen. Om dit te fotograferen. Het handjeklap, onrustige paarden, mooie koppen, ze waren er allemaal. Er was zo veel te zien dat het moeilijk was om keuzes te maken. Omdat ik geen portretlens bij me had hoefde ik me daar in ieder geval niet druk om te maken. Overzichtsfoto’s, het liefst met een beetje actie of iets grappigs. Daar zocht ik naar.
Ook nu wordt men op de markt verdrongen door handelaren in paarden, pony’s, ezels en andere paardbeesten. Sommige niet groter dan een hond en andere zo hoog als een politiepaard. De paarden worden gewoon door het publiek geleidt en af en toe botste ik tegen de flank van een paard of het paard tegen mij. Ik was wel wat bezorgd over de achterhoeven, maar ik ben niet geraakt. Overal waar je keek zag je paarden en paardenkopers. En ook het handjeklap was niet van de lucht. Mijn eerste bezoek aan de Zuidlaardermarkt vond ik erg de moeite waard ook zeker voor de fotografie en ik ga volgend jaar weer. Dit in tegenstelling tot van Geuns die schreef: “Namiddags na alles rondgewandelt en bezien te hebben reeden wij weer nae de stad, doch nu was het onbegrijpelijk drok met rijtuigen. De geheele weg van Zuidlaren nae Groningen was een bijnae aanhoudende passage van rijtuigen; bij Haren komende moesten wij wel bijnae 1/4 uur wagten eer wij door de aldaar samengepakte hoop van pleisterende chaisen en wagens konden komen. ‘s Avonds thuis komende was ik wel blijde dit eens gezien te hebben, doch zoude geene sterke begeerte hebben nog dikwijls die reis te doen.”
Afgelopen weekend ben ik met vrienden R. (de schilder) en D. (de schrijver) weer eens een weekendje weg geweest. Na twee jaar min of meer verplicht in Nederland verblijven, was het toch ook wel weer fijn om het Deense glooiende heuvelland en de mooie Deense keienstrandjes te zien. Ons reisdoel was Langeland, een klein eiland tussen Fyn en Lolland, en we wilden wel weer eens een aantal nachten in die fantastische houten shelters logeren. Kampvuurtje, biertje en praten over de wereld, de toekomst, de onbevattelijkheid van het heelal en het leven zelf. Dat we zo vroeg in het jaar gingen zorgde ervoor dat we een aantal mensen midden in de nacht de stuipen op het lijf joegen omdat we niet bedachten dat die shelters bezet konden zijn. In oktober of november is ons dat nooit overkomen.
Als reisdoel namen we de hunebedden waarvan er op Langeland heel veel te vinden zijn. Ik vind die monumenten nog steeds fantastisch interessant. Het is ook dat je allerlei achterafweggetjes moet nemen en daardoor van alles ziet en meemaakt. Zo vonden we onderweg nog een verlaten huis met allerlei meubels, huisraad en kindertekeningen aan de muur en zagen we mooie natuurgebieden met kliffen en haventjes met vissers. Al met al een top weekend al was het maar vanwege de andere prikkels die mijn hersenen te verwerken kregen. Heel goed om die geklutste hersens van mij wat te laten kraken!
Het is de dag na de verkiezingen 2010. De formatievoorspellingen vliegen uit de autoradio. Ik vlieg naar het Andersche Diep. In de berm langs de autoweg steekt een bruin gestreepte vleugel omhoog. Een uil, dat zie ik direct. Ik heb langs dit stuk weg in de vijf jaar dat ik hier nu woon al zeven dode uilen gevonden. De Hunebed Highway als dodenweg. Afslag nemen, omkeren en de ventweg op. Nummer acht blijkt een ransuil te zijn. Zijn oker- en oranjebruine veren lijken te glinsteren als goud. Zijn zwarte oorveertjes hangen er verlept bij. Één van zijn felle oranje ogen is gebarsten als een glazen knikker. Hoewel het officieel niet mag neem ik hem mee. Ik ben tenslotte voorzitter van de uilenwerkgroep van ons dorp. Ik wil er een stilleven van maken en vervolgens naar mijn adresje brengen waar ik hem kan ruilen tegen leer of geweien. Soms maak ik mijn eigen messen dus heb altijd materialen nodig voor de handvaten of schedes. Ik leg hem op een deken in de kofferbak en rijd verder.
Een kilometer verder steekt een witte kop met oranje vleugel uit het gras omhoog. Een kerkuil! Nou ja! Ik parkeer bij een inham en loop langs de autoweg naar de uil. De auto’s razen voorbij. Nummer negen. Hij heeft een ring om zijn poot: Vogeltrekstation Arnhem-Holland 5523925.Later zal blijken dat deze uil van Appingedam naar Annen is gevlogen. Toch zo’n veertig kilometer. Zonde!
Dit project is een zoektocht naar de Nederlandse horizon. Zoals eigenlijk al mijn projecten. Maar het is ook een zoektocht naar abstractie en naar licht. Wat gebeurt er als je van de voorgrond en de achtergrond (of eigenlijk de lucht) samenvattingen maakt van de gemiddelde kleur en toon en slechts een klein streepje horizon overhoudt? Daar ben ik uitgebreid naar op zoek gegaan en het leverde een serie op die tot een van mijn beste behoort.
Al jaren ben ik gefascineerd door weggegooide sigarettenpakjes. Dat viel me voor het eerst op in 2006 op het Griekse eiland Zakynthos. Daar zag ik overal weggegooide sigarettenpakjes en zag dat er naast mijn verontwaardiging ook iets van schoonheid in de verfrommelde half vergane of nog geheel intacte pakjes op straat lag. Sindsdien ben ik ze gaan fotograferen en heb inmiddels een indrukwekkende collectie opgebouwd. Een aantal daarvan heb ik gebundeld in een fotoboek genaamd ‘Roadkill’. Ik heb er dit keer geen tekst bij geschreven hoewel het spanningsveld tussen schoonheid en hoe we met ons landschap omgaan zich wel leent voor een essay. Misschien doe ik dat ooit nog wel een keer.
Met de analoge camera’s ging ik experimenteren. Alles in zwartwit want dat vond ik het mooist en kon ikzelf ontwikkelen. Ik had een tijdje genoeg van kleur en ook van scherpte. Dus maakte ik een boek over grafheuvels met waanzinnig vage foto’s, de scherpte voorbij, en goot de negatieven in giethars als objecten. En nog steeds kwam ik vaak bij de vennen. Dat is onvermijdelijk als je door Drenthe zwerft. Het idee van VEN bleef altijd wel ergens in mijn achterhoofd aanwezig. Soms flakkerde het op als een klein kampvuurtje, en soms doofde het uit als ik met iets anders bezig was.
Maar nog steeds wilde ik een serie maken over al die oude plasjes water met mysterieuze namen als: Hondelveen, Smitsveen, Moordenaarsveen of Siepelveen. Alleen die klanken al maakten mij nieuwsgierig. Zoals Zeijen, Norg en Peest waarschijnlijk prehistorische namen zijn, misschien wel uitgesproken door het meisje van Yde, vermoedde ik dat sommige veentjes ook een massa aan geschiedenis in zich droegen. Verborgen verhalen. En over het meisje van Yde gesproken: Zelfde vakantie op de Berenkuil. Tien jaar oud. Ik zag in het Drents Museum in Assen een tentoonstelling over het veen en de veenlijken. Ik zag het meisje van Yde liggen onder een vierkante glazen stolp. Haar lichaam bedekt met vuilbruine vodden. De weemoedige en wanhopige blik in haar ogen en de strop om haar hals lieten mij niet meer los. Jaren later, in de akkers bij Yde, wees de provinciaal archeoloog me de exacte plek aan waar ze was gevonden. Het ven, waar ze illegaal omhoog gebaggeld werd, was niets meer dan een flauwe laagte in recht aardappelland. Hier had het ven gelegen waar ze was geofferd. Ze was Illegaal opgedregd uit een turfgat in de 19e eeuw en ergens anders neergelegd om de sporen van het illegale turfscheppen te verdoezelen. Het waren dit soort verhalen die me raakten. Ze deden me veel. Nog steeds. Waarom weet ik niet. Dat is wat dit landschap met me doet. En er kwam een gewaagd idee naar boven borrelen. Alsof het uit de vennen zelf kwam.
Het plan was als volgt: Ik wilde mijn eigen camera maken. Een camera waarmee ik pinhole-foto’s op groot formaat kon maken. Pinhole omdat ik wilde dat de wind over het negatief kon blazen. Het met licht en lucht kon aaien. En de camera moest in z’n geheel bestaan uit materialen die iets met de Drentse vennen te maken hadden. Het liefst van kienhout. Daarnaast moet ik nog even vermelden dat ik nog nooit in mijn leven iets getimmerd had, (maar mijn opa was timmerman!).
Dus begon ik met het maken van een proefcamera. De VEN-Cam 1.0. Van triplex in elkaar gezet: een 90mm groothoekcamera voor 4x5 negatieven. De maten moesten kloppen om een enigszins scherp beeld op het negatief te kunnen projecteren. Het moeilijkste was om de achterkant te maken, daar waar de negatiefhouder precies in moest vallen. Geen greintje licht mocht erbij komen. Maar het lukte en het testen van de triplex-camera was een feest en mijn allereerste twee foto’s van het Achterste Ven bij Gasteren waren zeer bemoedigend. In mijn dagboek schreef ik:
En er is beeld!! Vanmorgen in alle vroegte naar de Gasterse Duinen gegaan met 1 filmcassette met daarin 2 negatieven. Ik kon dus in totaal twee foto’s maken. Van zwart duct-tape een sluiter gemaakt en de belichting op 2 seconden gemeten. De grote angst was of de camera, die ik dit weekend in elkaar geknutseld heb, wel helemaal lichtdicht was. Daar lijkt het nu toch wel wat op. Ik ga de negatieven vanavond scannen voor het eindresultaat!!!
Ik was in staat een werkende camera te maken. Nu vond ik mezelf klaar voor het echte werk.
VEN-Cam 2.0
Ergens in mijn achterhoofd cirkelde een verhaal van een duizenden jaar oud bos. Grove dennen en Wodanseiken. Woudreuzen uit het mistige verleden verdwenen onder het veen en een aantal jaren geleden gevonden bij het Stobbenveen in de buurt van Roderwolde. Wat ik wilde was een camera maken van dit duizenden jaren oude veen-hout. Een camera van kienhout en stobben. Want mijn project zou over vennen gaan.
Ik deed navraag in de buurt, belde bij vier huizen aan en werd uiteindelijk naar een kunstenaar verwezen. Fokko Rijkens had nog een paar oude knoesten liggen in zijn tuin en wilde ze me schenken. Twee grote stukken grove den van negenduizend jaar oud. Er vielen stukjes af. Het hout was broos als beschuit. Samen met een stuk van de prehistorische Valtherveenbrug, dat ik tijdens het fotograferen van Stugge Paden vond, bracht ik dit hout naar houtzager Kok in Eelde die er plankjes van probeerde te zagen. Het mislukte hopeloos en ik vreesde voor zijn vingers. Maar de meesterzanger had nog wel wat planken eikenhout liggen uit het ‘Grote Veen’ in Eelde. Het was een goed alternatief. Eikenhout uit het Grote Veen voor een project over vennen. Hij zaagde alles op maat en ik kon mijn camera in elkaar timmeren. Maar niet voordat ik de rest bij elkaar gesprokkeld had. De overige materialen waren:
- Drents kienhout of veenstobben van 8000-10.000 jaar oud uit het veen bij Roderwolde voor de afwerking/versiering en het produceren van houtskool om de binnenkant matzwart te maken,
- Water uit het Gagelveen (Anloo) voor het impregneren met houtlijm van de veenstobben. (Die anders zo uit elkaar zouden vallen),
- Zelfgemaakt schuurpapier van papier met pijpestrootjes en heide en zand van het Balloërveld,
- Weggeworpen blikje energydrink dat ik vond bij het Taarlose Ven voor de pinhole,
- Donker schapenwol van de kudde van het Balloërveld voor de afdichting van de kieren.
Nou als je daar niet het Drentse landschap en de vennen mee kunt vangen! Zo timmerde en knutselde ik van het eikenhout een kistje in elkaar, met een gaatje aan de voorkant en een negatiefhouder aan de achterkant. Dat was alles. Ik noemde het een camera. Ik noemde het de ‘VEN-Cam 2.0’ en nadat ik een waterpas bovenop, en een statiefschroef onderop, had gemonteerd kon ik hem in de praktijk gaan testen.
Op 24 september 2018 ging ik naar het Taarlose veentje. Het ven waar ik het blikje energy-drink vond waarin ik de pinhole had geprikt (van precies 0,04 cm). Maar nu met de complete VEN-Cam om hem uit te testen en 2 foto’s te maken. Met mijn laarzen in het water nam ik een tankje en haalde ik een paar liter water uit het ven dat ik meenam naar huis. Roestbruin water waar ik de negatieven in ontwikkelde. Want dat was ook een onderdeel van het experiment. Als ik foto’s wilde maken van de Drentse vennen, dan wilde ik ze ontwikkelen in hun eigen water. Om zo nog meer van het landschap in het beeld te krijgen. En ook dat lukte wonderwel. Met stippen, streepjes, stofjes en dingetjes op het beeld die ik mooi liet zitten. De VEN-Cam 2.0 deed het en maakte beeld. Gemaakt uit het landschap van Drenthe, de wind die over het negatief waaide, de camera van Ven-materialen en de negatieven ontwikkeld in het water van de vennen. Zo kwam het landschap in mijn beeld geslopen. Dat was precies wat ik wilde! De vennen die parels van het landschap. Het is mijn weg, mijn wereld. VEN.
Eens waren er meer dan drieduizend vennen in Drenthe. Tegenwoordig zijn daar nog steeds negenhonderd van over. Je vindt ze overal in het Drentse landschap. Ieder ven is uniek. Het heeft zijn eigen karakter, zijn eigen verhaal en vaak ook een eigen naam. Namen die iets te zeggen willen hebben, maar niet zo vaak meer gehoord worden. Van het Gat van Berend Boer bij Uffelte tot het Moordenaarsven op het Dwingelderveld. Van het Sekmeer bij Gieten tot het Sultansmeer bij Weerwille. Van Zwarte Waters tot Wittevenen. Ik wilde een ode te brengen aan al die vennen, die parels in het Drentse landschap. Een fotografische zoektocht naar de ziel en het karakter van die vennen.
(1985)
Het begon allemaal toen ik tien jaar oud was. Ik ging op onderzoek in de wildernis achter onze vouwwagen op camping de Berenkuil in Grolloo. Plotseling stond ik aan de rand van een geheimzinnig besloten watertje. Onpeilbaar zwart water aan mijn voeten. Krijsende kokmeeuwen om mijn hoofd. Ze deden uitvallen naar me omdat ze jongen op de eilandjes tussen de graspollen hadden. Ik keek om me heen. Het was een mysterieuze kleine oase van natuur. Alsof de tijd er geen vat op had. Alsof de tijd er niet bestond. Het water rimpelloos en zwart. Alsof het zijn adem inhield. De grond was niet vast maar danste bij elke stap die ik zette. Libellen dansten ook. En muggen. Heel veel muggen. Dat ven en de ervaring werd één van de vele ankers in mijn herinnering.
(2002)
In 2002 ging ik weer eens op avontuur. Ik maakte een voettocht door Drenthe. Drie weken lang ging ik op zoek naar de hunebedden en op zoek naar het mysterie van het Drentse landschap. Met de oude analoge Minolta-camera van mijn vader en wat fotorolletjes van de Hema ging ik op pad. Ik wilde schrijven en tekenen, maar bovenal de vrijheid proeven. Ongetraind en met de Canterbury Tales in mijn veel te zware rugzak strandde ik bij een vennetje in de buurt van Noordlaren. In mijn dagboek schreef ik op de eerste dag van die zwerftocht:
‘Ik wandel door de Appelbergen en luister naar het druppelende geluid van een groepje boomklevers. Ik loop verder door het donkere Noordlaarderbos tot ik uiteindelijk bij een vennetje aankom. Het is de eerste dag van wat mijn mythische voettocht moet worden maar ik ben al behoorlijk moe. Eenzaamheid glipt mijn brein binnen en voor het eerst vraag ik me, overigens geheel terecht, af waar ik in godsnaam mee bezig ben. Ik heb nog geen idee waar ik vanavond zal slapen en ik ben totaal ongetraind. Het geluid van de cirkelende buizerds hoog in de lucht maken me bang en grote libelles doen schijnaanvallen naar me waardoor ik me heel onbegrepen voel. Ik voel me misplaatst hier aan dit watertje, in deze absolute natuur. Ikzelf ben een storende factor geworden in een verder perfecte compositie. Ik besluit een dutje te gaan doen, iets dat vaak helpt tegen dit soort gevoelens, en als ik wakker word ziet alles er weer wat zonniger uit. Ik laat mijn pocketuitgave van de Canterbury Tales ongelezen bij het ven achter. Ik voel me dan wel een pelgrim, maar er zijn grenzen aan wat ik dragen kan. En ook mijn sportschoenen en een apart schrijfboek laat ik achter bij het ven. Met een iets lichtere tas loop ik verder naar een klein hunebed dat verderop in een bosje ligt.’
Opnieuw een herinnering aan een ven. Opnieuw een anker in mijn herinnering, want dat is wat foto’s bij me doen. Wat ik wil dat ze doen. Ze verankeren mijn leven in mijn brein. Een week later, hoog boven op de uitkijktoren bij de Kale Duinen fotografeerde ik de Grenspoel die lag te glinsteren tussen de heide en het stuifzand. Ik had het idee dat ik daarboven wilde slapen, maar uIteindelijk was het te druk en sliep ik in een grote lege festivaltent die in het bos stond. Maar de Grenspoel tijdens mijn voettocht was in mijn geheugen geëtst.
Later in december 2006 toen ik plannen had om natuurfotograaf te worden kwam het idee voor VEN. Een ode aan al die prachtige kleine en grote oasen van stilte in het Drentse landschap. Een ode aan de vennen en het oude landschap. Het zou een boek moeten worden van glinsterende pareltjes. Zilveren juweeltjes in een eeuwenoud landschap. De spiegels van een ver verleden. De alziende ogen van het Drentse landschap.
Ik werd inderdaad natuurfotograaf, maakte een aantal boeken, en bleef tegelijkertijd de vennen bezoeken. Bleef het Drentse land onderzoeken. En toen ik mijn buik vol had van de natuurfotografie (het ging te snel, het had geen ziel, het had geen huid en bleef lucht) verkocht ik al mijn digitale apparatuur, mijn camera’s en lenzen. Ik zette ze op Marktplaats en binnen een week had ik alles verkocht. Ik kocht oude analoge camera’s en ging weer met filmrolletjes in de weer. Precies zoals ik nog op mijn Hunebedden-tocht had gedaan. Ik was dan wel natuurfotograaf, maar ik zocht iets anders. Ik zocht de ziel van het landschap.
Een tijdje geleden kreeg ik een mailtje van Marlous Lazal. Stemkunstenaar, programmamaker voor de radio, voice-over en… tango zangeres. Zij wilde een EP uitbrengen met vijf tango nummers onder de titel ‘Zij van het Noorden’. Al surfend naar beeldmateriaal kwam ze bij mij terecht en mijn foto van molen Het Noorden op Texel. Haar verzoek was of zij het beeld mocht gebruiken voor de EP en dat vond ik hartstikke leuk. Deze week kreeg ik de EP thuis gestuurd en er staan vijf prachtige nummers op. Ik voel me vereerd dat ik daar een kleine bijdrage aan kan leveren. Als je geinteresseerd bent kun je op deze link de EP bestellen voor maar €11,-
Nu de winter bijna aangebroken is, schrijf ik flink geïnspireerd deze nieuwsbrief. Voor de zomer schreef ik dat ik het een tijdje rustig aan wilde doen en dat ik wilde werken aan het schrijven van mijn roman Stugge Paden. Daarnaast heb ik de vakantie ook volop benut om mijn horizon te verbreden. Ik heb veel gelezen, interessante podcasts geluisterd en veel gewandeld in de natuur.
Daarnaast heb ik veel studie gedaan naar de achtergronden en de theorie over het creatieve schrijven. Want ik wil graag dat mijn boek Stugge Paden een goed boek wordt. In ieder geval het beste boek dat ik kan schrijven. Daar streef ik naar en ik voel dat dat misschien ook wel kan gaan lukken. Daarom heb ik alle fotografische projecten stopgezet omdat ik me volledig wil richten op het schrijven. Want dat valt in de drukke weken soms nog niet mee. De dagen zijn gevuld met allerlei zaken (werk, gezin, sporten, koken etc) waarbij het schrijven moet gebeuren in alle tussen (half-) uurtjes die ik heb. Je begrijpt dat ik kritisch kijk naar alle invullingen op de dag en dat ik dus bijna geen televisie meer kijk en dat ik daarom zo stil op Facebook ben. Ik ben aan het schrijven! (Niet storen :-)).
En vorige week heb ik vier dagen op het onvolprezen Texel gezeten in het fantastische huis van Wilma Weenink en Jan Kuks. Daar heb ik de laatste lootjes van de eerste volledige versie van het manuscript afgelegd en volgens mij… Is het gelukt!
De eerste versie is af!!!
Maar wat nu? Ik laat dit manuscript eerst eens een maand met rust en ga heel hard nadenken op welke manier ik het goed kan laten redigeren. Met andere woorden: Ik zoek een redacteur. Als je iemand weet, dan hou ik me van harte aanbevolen!
(En dat ik toch niet alleen maar geschreven heb op Texel bewijst dit filmpje over schapenboeten van Texel die ik gefotografeerd heb op bulk-film Polypan (Iso 50!) en een oude Canon FTb analoge camera :-))
Voor het tijdschrift Noorderbreedte en galerie Noorderlicht maakte ik voor de jubileumeditie over 50 jaar Lauwersmeergebied een kunstwerk met de titel Ei van alle zesentachtig broedvogels van het Lauwersmeergebied.’ De organisatie heeft het voor elkaar gekregen om deze serie foto’s tot een buitenexpositie vorm te geven. In het Dagblad van het Noorden stond er een leuk stuk over waarvan ik hier de tekst invoeg:
Vijftien fotografen exposeren tot en met eind december in het Land van Juffrouw Ali ten zuiden van Lauwersoog. Deze buitententoonstelling is te bezichtigen in de vorm van een wandelroute. De expositie komt voort uit een speciale editie van het magazine Noorderbreedte rond het vijftigjarig bestaan van het Lauwersmeer. Vijftien fotografen van de Fotosalon van Noorderlicht werd voor deze uitgave gevraagd hun visie op het Lauwersmeer(gebied) te geven. Noorderbreedte en Noorderlicht vonden de kwaliteit van de inzendingen vervolgens zo inspirerend, dat besloten werd de werken niet alleen in het aprilnummer van Noorderbreedte af te drukken maar ze ook verspreid door het Land van Juffrouw Ali te exposeren.
De beelden van de vijftien fotografen zijn nog tot en met 29 december dagelijks gratis te bezichtigen.
In de volgende link staat nog een leuk verhaaltje en een kaartje waar je kunt starten:
Naast al het schrijfwerk van dit moment zijn er korte momenten dat ik wel met fotografie bezig ben. Tijdens een vriendenweekend verzorgde ik een workshop pinhole-fotografie met blikjes. De kinderen en volwassenen moesten eerst een blikje sinas, cola of bier leegdrinken en vervolgens met een naald een pinhole gaatje prikken. Met een zwart stukje tape eroverheen was het lensgedeelte van de camera klaar. Van zwart papier en ducttape maakten we een dekseltje waarmee het blikje, de camera dus, lichtdicht werd gemaakt. Hierna konden we de blikjes in de provisorisch gemaakte donkere kamer (een van de drie badkamers in het huisje waar we zaten) vullen met fotopapier (waarvan ik een hele doos op Marktplaats had gescoord). Daarna konden we gaan fotograferen. De meesten maakten een selfie. 30 seconden belichting in huis. Tien seconden buitenshuis. In de doka kwamen de beelden langzaam te voorschijn in de ontwikkelbak. Superleuk om te zien en te doen. De kinderen vonden het ook leuk, maar de volwassenen hadden er duidelijk meer geduld voor. Mij bevalt de slome, bewuste manier van fotograferen steeds meer (wordt ik oud??). Al met al een superleuke middag gehad, die wel voor herhaling vatbaar is. Misschien moet ik dit soort workshops maar eens gaan aanbieden?
Voor de zomervakantie verscheen er een leuk artikel over mij in het tijdschrift van stichting Het Drentse Landschap. Alleen dat al was superleuk, maar na de zomervakantie kreeg ik het volgende mailtje:
Hallo Maarten, Hier de mail van mij na het telf. gesprek van vanmiddag. Nogmaals ik was gewoon verbijsterd dat ik Amon (zo heet hij) daar op de foto zag. Dit is voor mij zo’n totaal plaatje, Amon, de kerk van Rolde en het Balloerveld. De plek waar we ons leven hebben rond gereden. We hebben Amon vanaf zijn 3de jaar en hij is nu bijna 30 ! Zijn oude dag mag hij op het Balloerveld staan met soortgenoten. Momenteel is hij erg slecht. We denken dat hij de winter ook niet gaat halen. Hij is zo’n deel van ons leven dat deze foto voor ons ook erg emotioneel is. Ik hoop dat je toch een manier kunt vinden zodat ik deze foto ook mag kopen. Groet Annet Smit
Het probleem was dat dit een eenmalige foto was en ik de foto al verkocht had. Aan een Nederlandse mevrouw in Spanje nota bene! In een oplage van 1/1 dus kan ik niet zo maar een tweede afdruk bij laten maken. Het enige dat ik kon doen was de situatie aan de dame in Spanje voorleggen met de vraag of ik een tweede afdruk van het beeld mocht maken. Gelukkig mocht dat waarna ik Annet kon melden dat ik haar de foto kon bezorgen. Ze was er erg blij mee!
Amon
Het artikel in het kwartaalblad van stichting het Drents Landschap
Het artikel in het kwartaalblad van stichting het Drents Landschap
De komende twee maanden neem ik even vrijaf van het moordende tempo waarin ik de afgelopen tien jaar heb gewerkt. Even een tijdje voor bezinning. Ik ben van plan inspiratie op te doen, te werken aan mezelf en mijn richting binnen de fotografie en mijn kunstenaarsschap scherper te krijgen. Ik heb plannen genoeg, daar ontbreekt het me niet aan, maar zal keuzes moeten maken in wat ik wel en niet doe. In ieder geval wil ik inspiratie opdoen door me bezig te houden met de volgende inspiratiebronnen:
Collector Daily (De huidige stand van zaken rond kunstfotografie)